– Goedemiddag, kan ik mijnheer even spreken (добрый день: «добрый полдень», могу я поговорить с господином; even – ровный; равный; как раз, точно; чуть-чуть, немного)? – vraagt een jongeheer in de deuropening (спрашивает молодой человек в приоткрытую дверь; deur – дверь; opening – отверстие).
– Hij is een poosje geleden uitgegaan (он недавно вышел/ушел куда-то; poos – пауза, отрезок времени; geleden – прошлый, прошедший, минувший: twee weken geleden – две недели тому назад, lang geleden – давным-давно, kort geleden – недавно), zegt de dienstbode (говорит прислуга).
– En mevrouw dan (а с госпожой тогда)?
– Die is ook uitgegaan (она тоже ушла).
– De jonge juffrouw is toch aanwezig (молодая барышня все-таки присутствует = может быть, барышня дома)?
– Nee, mijnheer, die is ook uitgegaan.
– Wel, dan zal ik maar even bij het vuur gaan zitten (пожалуй, я тогда пойду присяду у огня/камина) en op de familie wachten (и подожду семью).
– Het spijt me, meneer, maar het vuur is ook uitgegaan (сожалею, господин, но огонь тоже погас: «вышел»: uitgaan – выходить; выезжать куда-либо; гаснуть /об огне/; het spijt me – я сожалею, мне жаль; meneer = mijnheer).
– Goedemiddag, kan ik mijnheer even spreken? – vraagt een jongeheer in de deuropening.
– Hij is een poosje geleden uitgegaan, – zegt de dienstbode.
– En mevrouw dan?
– Die is ook uitgegaan.
– De jonge juffrouw is toch aanwezig?
– Nee, meneer, die is ook uitgegaan.
– Wel, dan zal ik maar even bij het vuur gaan zitten en op de familie wachten.
– Het spijt me, meneer, maar het vuur is ook uitgegaan.