Een bezoeker vraagt aan de conciërge (посетитель спрашивает у консьержа):

– Woont er een meneer Kuiken in dit gebouw (здесь живет господин Койкен /Цыпленок/ в этом здании)?

– Nee. Maar er is wel een meneer De Haan (нет, но здесь есть господин Де Хан /Петух/)!

– Ja, dat moet hem zijn (да, это, должно быть, он: «это должен быть он»). Ik heb hem al tien jaar niet meer gezien (я его уже десять лет не видал: «больше не видел»)!

Een bezoeker vraagt aan de conciërge:

– Woont er een meneer Kuiken in dit gebouw?

– Nee. Maar er is wel een meneer De Haan!

– Ja, dat moet hem zijn. Ik heb hem al tien jaar niet meer gezien!