Erik: – Waarom ben je uit dat huis weggegaan (почему ты выехал из того дома)? Je hebt er drie maanden zo naar je zin gehad (тебе в нем три месяца так нравилось; het naar zijn zin hebben – нравиться: «это по своему нраву иметь»; zin – ощущение, чувство; смысл).

Pieter: – Ja, maar toen ontdekte ik dat er geen badkamer was (да, но я затем обнаружил, что там не было = нет ванной; toen – тогда, в то время; потом, затем; en toen? – а потом?).

Erik: – Waarom ben je uit dat huis weggegaan? Je hebt er drie maanden zo naar je zin gehad.

Pieter: – Ja, maar toen ontdekte ik dat er geen badkamer was.