Tijdens de les scheikunde vraagt de leraar (во время урока химии учитель спрашивает):
– Kent er iemand de eigenschappen van ammoniak (знает здесь кто-нибудь свойства аммиака)? Niemand in de klas reageert (никто в классе /не/ реагирует).
– Wel, – zegt de leraar (так/ладно, говорит учитель). – Ammoniak is net zoals jullie kennis (аммиак – как раз как ваше знание). Het vervliegt heel snel (оно/он улетучивается очень быстро) en je moet er van huilen (и тебе приходится от этого плакать).
Tijdens de les scheikunde vraagt de leraar:
– Kent er iemand de eigenschappen van ammoniak?
Niemand in de klas reageert.
– Wel, – zegt de leraar. – Ammoniak is net zoals jullie kennis. Het vervliegt heel snel en je moet er van huilen.