„En mevrouw, hoe gaat het met u (как поживаете, госпожа: «как это идет с вами»)?” vraagt een vriendelijke heer (спрашивает дружелюбный господин). „Is alles ook goed met uw man (с вашим мужем тоже все хорошо)?”

Hij slikt zijn woorden in (он проглатывает свои слова; slikken – глотать), want hij ziet opeens (потому что он вдруг видит) dat ze in de rouw is (что она в трауре). Snel voegt hij eraan toe (он быстро добавляет /к сказанному/; toevoegen – добавлять /aan – к/; eraan – к этому /добавить/): „Ligt hij nog altijd op hetzelfde kerkhof (он все еще лежит на том же кладбище; altijd – всегда; все еще)?”

„En mevrouw, hoe gaat het met u?” vraagt een vriendelijke heer. „Is alles ook goed met uw man?”

Hij slikt zijn woorden in, want hij ziet opeens dat ze in de rouw is. Snel voegt hij eraan toe: „Ligt hij nog altijd op hetzelfde kerkhof?”