– Heb je alles goed overwogen, Tineke (имеешь ты все хорошо взвешенным = ты все хорошо взвесила/обдумала, Тинеке; overwegen – обдумывать, взвешивать; wegen – весить; взвешивать)? – vraagt haar moeder (спрашивает ее мать). – Je wilt dus met die oude miljonair trouwen (ты хочешь, значит, за этого старого миллионера выйти замуж) en de rest van je leven (и остаток твоей жизни) naast hem doorbrengen (рядом с ним провести; doorbrengen – проводить /время/)?
– Dat heb ik niet gezegd, ma (я этого не говорила, ма). Ik zei: de rest van zijn leven (я сказала: остаток его жизни; zeggen – говорить, сказать).
– Heb je alles goed overwogen, Tineke? – vraagt haar moeder. – Je wilt dus met die oude miljonair trouwen en de rest van je leven naast hem doorbrengen?
– Dat heb ik niet gezegd, ma. Ik zei: de rest van zijn leven.