Oma is 100 /honderd/ jaar geworden (бабушке исполнилось 100 лет: бабушка есть 100 лет ставшая; worden – становиться, делаться). Voor die gelegenheid (по этому случаю; gelegenheid – возможность, /удобный/ случай) komt de burgemeester bij haar op bezoek (приходит бургомистр к ней в гости; bezoek – посещение, визит; bezoeken – посещать, навещать).

– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester (вы живете уже: «теперь» сто лет, говорит бургомистр), – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest (каким было самое большое изменение за все те 100 лет в вашей жизни; verandering – изменение, перемена; veranderen – изменять/ся/)?

Zonder een seconde na te denken (без секунды подумать = не подумав и секунды) zegt oma (бабушка говорит):

– De dokter.

– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd (спрашивает бургомистр удивленно).

– Ja, – zegt oma. – Toen ik 20 /twintig/ was, zei de dokter (когда мне 20 было, доктор говорил):

Helemaal uitkleden en ga maar liggen (полностью раздеться = разденься и иди-ка ложись). Toen ik 40 /veertig/ was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten (кофточку снять и сесть). En toen ik 80 /tachtig/ was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan (высунь свой язык и оставайся стоять = и продолжай стоять; steken – колоть, втыкать; uitsteken – выставлять, высовывать).

Oma is 100 jaar geworden. Voor die gelegenheid komt de burgemeester bij haar op bezoek.

– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester, – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest?

Zonder een seconde na te denken, zegt oma:

– De dokter.

– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd.

Ja, – zegt oma, – Toen ik 20 was, zei de dokter:

Helemaal uitkleden en ga maar liggen. Toen ik 40 was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten. En toen ik 80 was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan.