Jan en Karel zitten rustig de krant te lezen (Ян и Карел сидят и мирно/спокойно читают газету; rust – отдых, покой; спокойствие, мир, тишина).
Jan begint ineens een stukje uit de krant te scheuren (Ян начинает внезапно вырывать один кусочек из газеты; inéens – сразу, за один раз; внезапно; немедленно; scheuren – рвать, разрывать). Karel vraagt hem (Карел спрашивает его):
– Interessant stukje (интересная статейка)? Vertel: waarover gaat het (расскажи, о чем это/о чем идет речь)?
Jan: – Over een man die zijn vrouw gedood heeft (о мужчине, который убил свою жену; doden – убивать) omdat ze de gewoonte had (потому что она имела привычку) zijn zakken te doorzoeken (обыскивать его карманы).
Karel knikt, maar kan niet goed volgen (Карел кивает, но не может хорошо уследить/понять; volgen – следовать; следить /за мыслью/) waarom Jan het stukje uitknipt (почему Ян вырезает статейку; uitknippen – вырезать, выкраивать).
– En wat ga je daar nu mee doen (и что ты с ней собираешься теперь делать)?
– Het in een van mijn zakken steken (это в один из моих карманов вложить/засунуть).
Jan en Karel zitten rustig de krant te lezen. Jan begint ineens een stukje uit de krant te scheuren. Karel vraagt hem:
– Interessant stukje? Vertel: waarover gaat het?
Jan: – Over een man die zijn vrouw gedood heeft omdat ze de gewoonte had zijn zakken te doorzoeken.
Karel knikt, maar kan niet goed volgen waarom Jan het stukje uitknipt.
– En wat ga je daar nu mee doen?
– Het in een van mijn zakken steken.