De meester vertelt het bijbelse verhaal (учитель рассказывает библейский рассказ; vertellen) van de ark van Noach (о Ноевом ковчеге).

– Tijdens de zondvloed verdronk iedereen (во время Потопа каждый утонул; zonde – грех; vloed – прилив: het wordt vloed – начинается прилив; verdrinken). Alleen Noach en de mensen en dieren die in de ark verbleven, overleefden (только Ной, и люди, и звери, которые находились/пребывали в ковчеге, выжили; verblijven – пребывать, оставаться; проживать), – zegt de meester (говорит учитель).

– Maar hoe liep het dan af met de vissen? – vraagt Jantje (а как тогда это закончилось для рыб/а что произошло с рыбами? спрашивает Янтье; lopen – бежать; идти, ходить; aflopen – истекать, оканчиваться).

De meester vertelt het bijbelse verhaal van de ark van Noach.

– Tijdens de zondvloed verdronk iedereen. Alleen Noach en de mensen en dieren die in de ark verbleven, overleefden, – zegt de meester.

– Maar hoe liep het dan af met de vissen? – vraagt Jantje.