Marie: – Is het waar oma, dat je door je bril de dingen groter ziet (это правда, бабушка, что ты через очки вещи бóльшими видишь)?
Oma: – Zeker, Marie (конечно, Мари).
Marie: – Wil je dan je bril afzetten als je me een stuk taart geeft (не хотела бы = не могла бы ты тогда снимать свои очки, когда ты мне даешь кусок торта; afzetten – снимать /шляпу, очки/)?
Marie: – Is het waar oma, dat je door je bril de dingen groter zit?
Oma: – Zeker, Marie.
Marie: – Wil je dan je bril afzetten als je me een stuk taart geeft?